4 januari. Nkhata Bay

Kleine Zion wordt twee vandaag. Ik doe enthousiast, geef hem een zak ballonnen en een fluit. Ik geloof dat Milla minder blij is met het lawaai van de fluit maar Leo en Zion vinden het geweldig.

We rijden over de spiksplinternieuwe weg oostwaards richting Nkhata Bay, een ‘toeristendorp’ aan het Malawimeer, 50 km van Mzuzu af.
De reis gaat kronkelend door het schitterende, groene, heuvelige landschap. “Wat leven jullie in een prachtig land. Het is echt fantastisch met nog stukjes regenwoud ook,” zeg ik, heel goed wetend dat alleen dit noordelijke deel nog deels bebost is. “En dat gaan we proberen te behouden en zelfs terugbrengen in Enyezini.” “Ja, ja, trees are life,” beamen de jongens.

De macademia fabriek is de tweede poot waarop het Kawalazi Estate steunt. De andere is een grote theeplantage. Kawalazi draait al zeker 40 jaar, zo niet langer. De plantage glooit schitterend over de heuvels, we rijden langs uitgestrekte boomgaarden met volwassen macademiabomen.

Vanaf het toegangshek is het nog 8 km naar de theefabriek waar druk gebouwd wordt aan een uitbreiding. Gigantische houtstapels van eigen bodem liggen klaar om de groene theebladeren te drogen en te branden tot zwarte Engelse thee voor export.
Het kantoor is nog een kilometer verder over wegen die net zo slecht zijn als de rest van Malawi. De arbeiders wonen in kleine huisjes, soms nog met rieten daken. Zo te zien is het armoe troef, geen steek beter dan in Enyezini.
Aan het begin van het estate stond een bordje “Fair Trade”. Dat houdt toch in dat de boeren een eerlijke prijs krijgen voor hun produkten?

Foto

Fair trade gecertificeerd (?!)

We moeten lang wachten op de general manager, een sikh uit India, mét hoofddoek. Zijn macademiafabriek draait vandaag niet want vandaag worden de salarissen uitbetaald.
Het bedrijf wil de indruk geven dat het een goed hart heeft voor zijn werknemers en dat het duidelijk is naar iedereen.

Als je een hazelip hebt, kan je behandelt worden
Laat iedereen notitie nemen van de arbeidsovereenkomsten

We reden inderdaad langs een best wel grote markt in een dorp binnen de estate gronden. Kooplui weten precies wanneer men het geld in de zakken voelt branden.
“Onze noten en werkwijzen zijn gecertificeerd volgens internationale normen. Voordat je naar binnen mag moet je speciale hygiënische kleding aan en schoenhoezen, handschoenen en mondkapje. Daarom ben ik zelf al en maand niet in mijn eigen fabriek geweest. Al onze processen gebeuren heel hygiënisch en naar voedsel standaarden. We produceren 15-18 ton per jaar aan ‘poeder’ dat voor ons een bijprodukt is. We willen liever niet in de lokale markt verkopen want dat kan onze certificering in gevaar brengen. Wij doen alleen aan export. Wat we niet kunnen exporteren, wordt vernietigd.”
En dat laatste geloof ik dus niet. Zeker niet nadat hij een prijs van 5,5 dollar per kilo genoemd had, zijnde zijn ‘kosten om de noten per ton uit het veld te halen’. Kan wel zijn maar dat ga je niet proberen te verhalen op je afvalprodukt ! Klopt dus nix van. Het poeder wordt voor een tot twee dollar aan de kippen gevoerd.
“Tropha? Ja die ken ik wel maar we doen geen business met hen. We verwerken uitsluitend onze eigen produktie.”
O, dan heeft Dipankar zeker zitten liegen?
Ik weet het al, we wachten wel totdat Tropha een eigen notenkraakproduktie heeft. Deze vent liegt dat hij barst maar is super makkelijk om te kopen als de prijs goed is.
Haha, en wat stond er op een ander bord bij de ingang?

Is het je ooit wel eens opgevallen dat men feller tegen misgedrag reageert, waar men zelf het meest schuldig aan is? Bijvoorbeeld radicale moslims tegen de ‘leugens’ van Joden of christenen die ze vooral zelf gedaan hebben….(Je wilt niet weten welke haat en venijn er gepredikt wordt in de meest toonaangevend moskee in Engeland, in Manchester, undercover gefilmd, staat op YouTube)

Wat ik ook zo vreemd vind is dat Kawalazi Tea Estate geen eigen website schijnt te hebben. Hoe kan een consument dan zien waar zijn fair trade produkt vandaan komt?? Nee, er zit een vissig luchtje aan het bedrijf.
Moeten we het echt raar vinden dat we uitgerekend hier, bij het wegrijden, ontdekken dat we een lekke band hebben? Satiel verwisselt de band snel en vakkundig met de reserveband, die nog nieuw schijnt te zijn.

We hobbelen terug naar de hoofdweg en verder richting Nkhata Bay om en schooltuin op de gevoelige plaat vast te leggen. Het schoolhoofd dat hier anderhalf jaar geleden is aangesteld, heeft het toenmalig erosieprobleem goed opgelost. Alle 425 kinderen moesten grasstekjes meenemen. Nu is zelfs het voetbalveld groen.

Daarna moesten alle kinderen een steen van huis meenemen. De perken in de schooltuin zijn afgezet met paaltjes, stenen of plastic flesjes.

Wat vroeger een erosiegeul was, is opgevuld met zand en het pad staat nu bol ipv hol met het water langszij. Bij alle planten prijken bordjes met hun naam er op. Dat met ‘ginga’, ‘ginger’ (gember) bedoelt wordt, zie ik aan de sprieten van de plant. De school heeft wel de luxe van een heuse waterkraan.

Eigenlijk is de boel behoorlijk verwaarloosd. Is dat schoolhoofd weg? Andere onenigheid? Dan kan zomaar zo’n goed initiatief in duigen vallen.

De overblijfselen van de tippy-tap, een geweldig initiatief
 http://www.tippytap.org/the-tippy-tap

Nog dichter bij Nkhata Bay ligt een rava plantage. Geen idee wat het is maar we komen er toch bijna langs. Ephraim blijkt een rubber plantage bedoeld te hebben. In een bocht van de weg prijzen jongens en mannen ronde ballen aan. Het zijn ballonnen met rubberbandjes omwikkeld. Ze stuiteren echt geweldig. Ik koop er een paar als souvenir.
De plantage is in 2013 aangeplant en de bomen worden al afgetapt. Zelfs in dit vochtige, warme regenwoud klimaat krijgen de bomen nog extra water, door een meter lange buis direkt naar de wortels toe. Gaat in Enyezini dus nooit lukken.

En dan kunnen we eindelijk eten, het is inmiddels drie uur. Ik bestel de kleine visjes die je in hun geheel eet, en die Milla meestal voor de honden klaarmaakt. Er zit een raar bijsmaakje aan. Weten we dat ook weer.
En dan naar het meer, zwemmen. Ik loop met kleren en al het water in. H.e.e.r.e.l.i.j.k., even ontspannen. Ephraim volgt. De boys zwemmen in hun onderbroek zoals gebruikelijk hier. Hij kan zwemmen. “Ga je mee, zwemmen we naar Tanzania aan de overkant, daar naar die heuvels in de verte daar” stel ik voor. “Ja, is goed, kom,” altijd in voor een geintje, begint hij een paar slagen te maken. Het is 52 km naar de overkant. Bright treuzelt, hij is bang in het water. Eindelijk Satiel die met veel gespetter wil laten zien dat hij ook kan zwemmen. Ineens voel ik wat aan mijn enkel. Hé, dat voelt als een hand. Ik kijk om me heen, zie niks. Dan, na best een lange tijd, komt een jochie proestend naar boven. Hij grijnst met zijn guitige, natte snuit. Hij heeft de mzungu de stuipen op het lijf gejaagd. Haha, ik moet er net zo hard om lachen als hij. We leven ons uit in het zoete water. De temperatuur is heerlijk, kan je uren inblijven. Ephraim troggelt de kano van een visserman af en peddelt een klein rondje. Ik ben nieuwsgierig hoe dat ding eruit ziet. Het is een uitgeholde boomstam. Er liggen wat versgevangen visjes op de bodem van de kano.
We dromen met zijn vieren over het meer, zittend in de kabbelende golfjes.
“Ik zie geen zeilboten,” merk ik op. Het meer is er groot genoeg voor maar oogt helemaal vredig leeg. Achter ons, op het strandje staan rijtjes nieuwe vakantiewoninkjes. Er komen hier toeristen uit alle landen.
“Het meer is een kalender, 365 x 52 km,” grijnst Bright, “zo het ik het op school geleerd.”
“Hey, weet je, zullen we een keer, als we meer tijd hebben, een zeilbootje bouwen?”
“Wat is dat?” vraagt Satiel. Ik teken een zeilboot in het zand. “Zonder motor, alleen een zeil zodat de wind de boot voortdrijft.” Voor mijn part bouwen we een keer een vlot met zeil. Scouting-knutselen op het water. Gewoon leuk!

Ik rijd terug. Satiel heeft de hele dag al gereden en die zandwegen vergen heel wat concentratie. Hij is terecht moe.
We kopen een paar zakken mango’s, of liever, de jongens onderhandelen met dorpsvrouwen en -meisjes die langs de kant van de weg hun waar luidruchtig aanprijzen en zelfs bijna de auto induwen. Schijnbaar gaan er drie zakken de kofferbak in. Een voor Ephraim en Bright en hun gezinnen, en een voor mij om met Milla’s gezin te delen. Satiels gezin is in Lilongwe. “Ik hoef er maar 1,” zegt hij.
Net voor donker zijn we terug bij Milla. Satiel neemt de auto mee om morgenochend de band te laten plakken. Hij moet wel vroeg zijn, om 7 uur moeten we al weer weg om Mark in Enyezini op tijd te ontmoeten.

Zowel de stroom als het water is uitgevallen. Milla kookt weer op een houtskoolvuurtje bij kaarslicht. Het klinkt romantisch maar als je de hele dag bezig bent geweest en ook nog 2 kinderen aan je rokken hebt hangen, verlang je naar wat meer comfort.
Wanneer eindelijk het licht weer aanspringt is Leo buiten zinnen. Hij barst van de energie. We ontdekken de wasknijperzak. “Help je mee, gaan we een bloem maken.”
Geconcentreerd legt hij de ‘blaadjes’ in de rondte. Zion loopt er een paar keer doorheen en de honden ook. Meestal uit zich dat in luid gekrijs. Nu valt het mee, hij laat zijn goede humeur niet bederven en begint gewoon weer opnieuw. Knap van een kleuter. Enthousiast roept hij me: “come, come, look Aslid, my flouwa, my flouwa,” dansend en rennend en stralend.

De mooiste bloem van de wereld