17 april, waterdag

Vanmorgen gaan we eerst zien hoe het water bovengronds beheerst kan worden , daarna gaan we waterbronnen ondergronds zoeken.

Op het SMART Centre zijn de door hun getrainde bronborer (gek woord, een man die naar water in de grond boort) en Aaron, de water expert van het Centre al aanwezig als wij ze ophalen.

We rijden naar de school in Enyezini waar we met een groepje naar de diepe ravijnen lopen die door het water zijn uitgeslepen. “mmm, ja, dat is inderdaad ernstig” zegt Aaron nadat hij met lange meetlinten aan de gang is geweest. “Het probleem is ontstaan doordat het water de kans heeft gekregen om hogerop vaart te verzamelen. Daardoor sleept het steeds meer zand mee en graaft het erosiesleuven. Hier komen er drie bij elkaar die tegelijkertijd naar beneden storten. De oplossing is door zakken zand op de hoogtelijnen half in te graven zodat de snelheid uit het water wordt gehaald en je vanzelf slipaangroei krijgt en je er in de kortste keren planten kan laten groeien”. Hij vertelde dat men wel eens rijst, dat veel water nodig heeft, kweekte in de gecreëerde poeltjes.

Hij leert de anderen in hun lokale taal hoe ze de hoogtelijnen kunnen markeren met een strak touw en waterpasje. Naar mijn mening is het eenvoudiger een tuinslang met (gekleurd, dus zichtbaar) water te nemen (wet van de communicerende vaten) zoals Johan het ons in Burkina leerde. Dan weet je zeker dat je geen verkeerde meting doet. En wel bij de oorzaak, boven aan het terrein beginnen hé! Nou ja, komt nog wel. Alle goede dingen komen langzaam, vooral in Afrika.

Zakken zand, stenen en vierkantige keien zijn nodig ook nodig om het water een andere weg te laten kiezen maar die uitleg krijgen we nog niet. Daarnaast nog zoveel mogelijk alle kale grond inzaaien op het juiste moment in het jaar met de stevig lokale grassoort zodat de wortels de grond vasthouden en het erosieprobleem zal voor 95% opgelost zijn, denk ik.

Het lijkt me ook een goed idee om looppaden te maken zodat de vele duizenden voeten van al die leerlingen niet overal de begroeiïng plattrappen.

In Tanzania had Jobu Kajange dat gedaan met simpele leuke perkjes en geverfde stenen. Zijn schooltje stond er keurig bij.

We nemen afscheid met de belofte van de school dat ze over 2 weken, voor mijn vertrek, de zandzakken geplaatst zullen hebben zodat we kunnen zien of het goed gedaan is. De theorie is makkelijker dan het in praktijk brengen. Wij leveren een dezer dagen nog meer zakken aan. En als ik er niet voor zorg dat ze de apparatuur hebben om de hoogtelijnen te kunnen meten, zal er gegarandeerd ook niets gebeuren. Dan zal het excuus zijn dat zíj er niets aan konden doen. Men zal me er niet aan herinneren dat ze dat nodig hebben, noch me (durven te) verwijten. Er zullen hooguit gevulde zakken klaarstaan. Ik koop morgen ‘nieuwe’ zakken en babbel nog even met Reinier wat betreft de ‘communicerende vaten wet’. Regeren is vooruitzien, toch?

We rijden naar een plek waar mogelijk water makkelijk aangeboord kan worden. Aaron en de borer verdwijnen in de bush. Wij lopen naar het huisje van Masozi, onze community development studente, dat vlakbij staat. Haar moeder is er niet (vader is al overleden) maar een paar tantes heten ons welkom. Ik zie de tabaksbladeren te drogen hangen. Tabak verbouwen en verkopen aan de handelaren schijnt een erg bewerkbaar proces te zijn dat bijna niets meer oplevert. Veel boeren kiezen daarom liever voor traditionele gewassen.

Aaron en driller komen terug met een positieve aanbeveling.

Plek nummer 2 levert een mogelijk watergat op en plek nummer 3 lijkt ook weer positief. De borer kan aan de slag met een offerte. Aaron heeft de gps-coördinaten genoteerd en na het inschatten van het aantal bewoners dat iedere plek moet bedienen en rekening houdend met bestaande waterpunten, kunnen we de ‘eerste keuze’ vaststellen. Ik heb geen idee wat het gaat kosten. Ook wij moeten onze prioriteiten kiezen nadat we de info van alle projecten hebben verzameld, bekijken wat we ‘uit kunnen besteden’, de bijdrage van de community zelf kan zijn, en de roll-on effecten van onze acties. Best ingewikkeld.

Edward Kaunda (spreek uit ka-oen-da) vraagt of we een kwartiertje tijd hebben om bij zijn huis langs te gaan. Ja natuurlijk wel. Dit is zijn Afrikaanse manier om je uit te nodigen voor de lunch. Als ik dat eindelijk in de gaten heb, juig ik “yes, hoi hoi, pompoenbladeren met pinda’s !!! De sima is voor jou Bright.” We hebben er met zijn allen plezier om.

En dan komen we vast te zitten met de auto in zo’n erosiegeul dat dwars over het pad loopt. Een achterwiel hangt in de lucht. Ik dacht altijd, ‘ach, als we vast komen te zitten, dan komt er wel een legertje mannen, met of zonder ossenkar, om ons eruit te trekken’, maar nee, de mannen staan afwachtend te kijken. Ik herinner me een incident, 40 jaar geleden, toen we in Frankrijk met de Citroën DS vast kwamen te zitten tot het chassis in de modder in het midden van la foret. Die auto kon zijn wielen omhoog en omlaag doen. Dominique trok met het hydraulische systeem de wielen omhoog, we stopten er takken onder, lieten met de wielen zakken, takken onder het chassis, wielen weer omhoog, takken eronder, enz. Een pokkeklus, vooral door de steekmuggen, maar we kwamen toen op eigen kracht uit de prut.

“Ga maar takken verzamelen, die stoppen we onder de wielen. Bright, wil jij op de achterbank gaan zitten?” We steken de takken zo strak mogelijk onder het vrije wiel dat door Brights gewicht los van de grond kwam. Daarna nog onder het andere voorwiel dat zich al wat ingegraven had. “Bright, wil je nu op de voorbumper leunen, zodat we meer tractie krijgen?” Schietgebedje en proberen rustig achteruit te gaan. Jaaaa, het lukt. “Thank you Lord”. Dan schuin over de geul heen, zonder passagiers en men kan weer instappen. Dat de voorbumper van de auto wat ontzet is, mag geen naam hebben. Pfff, wat een opluchting.

We stoppen even bij de kleermaker om te zeggen dat de stof er nog niet is. Hij wil vast mijn maten opnemen zodat hij, als de stof er is, meteen kan beginnen. Met een handgebaar wuift hij me hoe ik omlopen moet om bij hem te komen. O ja, hij kan lastig lopen. Zittend meet hij, ik zak wat door de knieën zodat hij bij mijn schouders kan. In een beduimeld schrift wordt alles opgeschreven. Ben benieuwd wat onder zijn naaimachine zal komen rollen….

Op het SMART kantoor lukt het me niet om mijn pc met het internet te verbinden. Resetten, modem opnieuw opstarten, pc opnieuw opstarten, het lukt niet. Reinier klikt gewoon allerlei sites aan maar mij lukt het niet. Gisteren nog wel, nu niet. Ergens, ergens een of andere instelling op mijn pc staat niet goed. Ik heb geen idee waar. Dan Paul maar een mailtje met mijn telefoon sturen. Wat een vervelende kunstgrepen allemaal, zeg!

Hans is al weg. Ik had gevraagd of ik langs mocht komen omdat Gerrie, zijn vrouw, bezig is met kleuterschooljuffen op te leiden. Prompt kreeg ik de hartelijke uitnodiging om bij ze te komen eten. Ja graag natuurlijk. “Ons huis is heel makkelijk te vinden. Je rijdt zo en zo en zo. Hoe laat kom je?” “Zullen we een uurtje of 6 aanhouden?” “Ja, is goed, tot straks dan.” Ik bedacht even niet zo snel dat het dan al pikkedonker is. Het laatste deel van de routebeschrijving (niks navigatiesysteem hier) bevat een stuk onverharde weg. En wat voor onverharde pokkeweg zeg! Hobbelend stapvoets vooruit, niet zeker wetend of ik goed zit, tuur ik de donkerte aan de linkerkant af. Na 400 meter moet er een weg zijn. Ik had al zeker 800 meter ver geklotst, in mijn beleving. Ik keer om bij een poort en hobbel een stuk terug. Ik zie een ‘weggetje’, zou dat het zijn? Ik parkeer de auto en ga te voet op onderzoek uit. Als ik weer terug moet rijden, is keren of achteruit rijden in het pikkedonker op een smal pad een hachelijke onderneming. Nee, ik zit duidelijk verkeerd. Ik hobbel terug naar een herkenningspunt, een winkel die ik aan het begin van de onverharde weg had gezien. Daar bel ik Hans. Hij komt me halen.

Zat ik dus toch goed! Had alleen een 100 meter verder moeten rijden. Geeft niet, ik ben er, pffff.

Hartelijke Gerrie serveert heerlijke Hollandse salade en rijst-met-prutje. Ik voel me weer thuis.

Ze vertellen, of liever de prater van de twee, Hans vertelt over hun ervaring in Malawi, de laatste drie en een half jaar. “Familiebanden? Die hangen als los zand aan elkaar hier. Wat dacht je van een meisje van elf dat als kindslaaf wordt gebruikt door haar eigen oom en tante! Ze was van haar ouders weggelokt met de belofte dat haar schoolgeld zou worden betaald. Ze moest keihard werken en als ze dat niet naar tevredenheid deed, kreeg ze met een stuk hout er van langs. Kan je je toch niet voorstellen!!!”

Hans en Gerrie vangen drie meisjes van zo’n 12 jaar op. Ze wonen eigenlijk bij hun eigen familie maar ‘savonds komen ze binnen. Ze zingen liedjes en bidden samen. Het echtpaar luistert naar hun (school)verhalen en brengt ze christelijke normen en waarden bij.

Gerrie is bezig met een pilot project met de opleiding van kleuterschooljuffen, Ze heeft speelgoedboxen ontworpen, gemaakt met veel lokaal verkrijgbaar, gratis materiaal, die 3 maanden (1 term) gehouden mogen worden. Daarna wordt de box omgeruild voor een andere. Haar cursus duurt 12 weken. De (aanstaande) juffen krijgen 3 weken theorie en dan 1 week praktijk. So far so goed. Men is razend enthousiast en de kinderen vinden het ook geweldig.

Natuurlijk moet ze eerst evalueren en besluiten of ze al of niet hiermee doorgaat. Ik hoop het, en dan ook of er 2 van onze CDSS-leerlingen een opleiding bij haar mogen volgen. Dan kan Enyezini zijn eigen kleuterschool krijgen. Zou toch prachtig zijn om juist die jonge kinderen te kunnen stimuleren in hun ontwikkeling.