De pups zijn nu niet alleen een stuk groter en sterker dan 3 weken geleden, ze zijn ook echt in de bijtperiode aangeland. Mijn schoenen en tenen zijn favoriet. De fauteuil moet het ook ontgelden. Mama probeert ze het drinken af te leren door te grommen en hun kopjes waarschuwend in haar bek te nemen want ze doen haar pijn met hun speelse wilde kracht en scherpe tandjes. Ze is zelf al een stuk minder bang en durft nu zelfs haar heil te vinden in mijn armen om zo even verlost te zijn van haar opdringerig kroost.
Met Satiel om half 9 afgesproken. Dan kan hij nog ontbijten met thee, gepocheerd ei en dikke patat dat pas om 8 uur klaargemaakt wordt in zijn logement. De gemiddelde Malawiaan heeft echt geen énkele kennis van voeding, Satiel en Bright ook niet. Ze kijken alleen hoe duur het is en of het vult. En vullen doen die koolhydraten in aardappelen en maismeel wel.
Ik ben vroeg, ga de voorruit van de auto ontvetten om ‘savonds minder last te hebben van schitterende tegenliggers en donkere schimmen beter te kunnen onderscheiden. Uiteindelijk is de hele auto bijna schoon. De jongens in het dorp hebben deze keer pech.
Dan brengt Noa zijn zoontje naar school, met de auto. Als hij terugkomt lopen de puppies in de weg. Eentje verdwijnt onder de auto. Gelukkig niet onder de wielen maar voordat de auto tot stilstand komt, hoor ik het gegil al. Een puppie heeft zijn rechterachterpootje vreemd onder zijn lijfje gekromd. Is het gebroken? Ik geef het beestje over aan Noa. “Voorzichtig, hij heeft veel pijn.” Vind ik het diertje later op de kale grond in een schuurtje. Ik denk (en hoop) dat hij alleen zwaar gekneusd is. Ik leg hem voorzichtig op een zacht matje, op een plek waar zijn moeder bij hem kan. Hij blijft zachtjes huilen. Arm beestje. Zijn hele lijfje trilt. Als hij niet uit zichzelf herstelt, heeft hij gewoon domme pech gehad. Zo gaat het in Afrika. Het leven is hard voor de mensen, dus waarom zouden ze het makkelijk maken voor de dieren? Een dier is er om te gebruiken, niet om voor te zorgen. Grrrrrr
De auto is veel te zwaar beladen, vooral in de koffer. Ik hoop dat we de paar steile hellingen kunnen halen die we moeten nemen om in Enyezini te kunnen komen. Anders wordt het uitladen geblazen. Vooruit Astrid, dit is Afrika. In Nederland zou zelfs ik dit te gortig vinden maar hier moet je niet kinderachtig zijn. Ik plaag Bright dat, als we vast komen te zitten, hij dan moet gaan lopen met 2 jerrycans huishoudolie van 20 liter. Hij wordt al wit om de neus als hij er aan denkt en lacht als een boer met kiespijn.
Voorzichtig, soms langzamer dan stapvoets bij hele diepe gaten en toch nog een paar keer vies over de bodem heen schrapend, kruipen we de geërodeerde helling op. De motor van de Nissan is krachtig genoeg om de te zware last te trekken in de laagste versnelling, ik hoop de uitlaat en onderkant ook.
Twee uur later komen we toch in Enyezini aan. Meteen naar de school om uit te laden. De leraren roepen er leerlingen voor bij.
Verlicht rijden we door naar de primary (lagere) school, waar bijna 900 leerlingen tussen 6 en 12 jaar op zitten. Onze grote witte auto trekt bijkijks en de grote witte vrouw nog meer. De leerlingen zijn door het dolle heen.
We worden de onderwijzerskamer ingeloodst. Daar hangen meerdere posters, keurig ingevuld met het percentage jongens en meisjes dat per klas niet gedoubleerd heeft….tot en met 2015. Een sanitation plan (allerlei hygiëne maatregelen) met hetzelfde keurige handschrift was opgeplakt met de data van 2016 er op. Er klopt hier iets niet. De verwaarloosde paden en restanten van bloemperken waren me ook opgevallen. Het hoofd van de school komt met zijn uitgebreide lijst van challenges (uitdagingen, ofwel problemen). De onderwijzers, zichtbaar van een ander kaliber dan de leraren van de CDSS, zijn muisjestil, behalve 1 jonge jongen, McDonald, die wel een paar slimme opmerkingen maakt.
Ik leg ze uit dat er een (zoveelste) committee opgericht zal worden die de gelden uit de rentes van de leningen zal beheren en dat iedere school uitgenodigd wordt om voor 3 jaar deel uit te maken van die committee. De onderwijzers worden wakker als ze horen dat ze zelf ook een onderwijzers-VSL kunnen vormen en een lening aan kunnen vragen. Helemaal mooi als er ook nog een, zelf uit te kiezen, bijscholingscursus gesponsord wordt.
Ik vraag waarom de gegevens op de muur bij 2016 zijn blijven steken. Toen is het vorige schoolhoofd overleden. Hiermee bevestigt het huidige hoofd dat hij zelf een lapzwans is, wat ik al vermoedde.
We worden rondgeleid. Er zitten soms 150 kinderen in 1 klas. Enkele klassen zitten op de grond bij gebrek aan schoolbanken. Een lokaal wordt totaal in beslag genomen door kapotte banken. “Waarom worden die niet gerepareerd, als er zo’n gebrek aan banken zijn?”, vraag ik. “Ja, we hebben geen hout”. Wat een rotsmoes. Laat het hoofd eerlijk zijn en zeggen dat zijn job hem geen jota interesseert. Zolang deze vent aan het hoofd staat, is het triest gesteld met deze primary school.
Er staan 4 lerarenhuisjes leeg. “Ze hebben onderhoud nodig.” Nou, dan doe je dat toch. Zo moeilijk is het niet. Schakel desnoods ouders in. Dan kan je meer onderwijzers krijgen van de overheid en wordt jullie taak vergemakkelijkt. (Dat stond trouwens niet op zijn lijst, meer onderwijzers!!)
“Wat dacht u er van om de kinderen in groepen te verdelen, een beetje een mix van jong en ouder, ieder een stukje tuin te geven en die op te knappen in een soort van wedstrijdje wie het mooiste stukje tuin kan maken. De winnaar strijkt met de eer.”
“Goh, wat een leuk idee. Erg origineel. Dat gaan we doen.” ‘O ja, slijmerd, ik geloof je niet’, denk ik. “Als ik dan terugkom in december is dus het hele schoolterrein één prachtige tuin en alle erosie verdwenen?” “Jazeker, zo zal het zijn.” “Prachtig, daar houd ik u aan.” Wedden dat er geen snars verandert. En de onderwijzers weten dat ook, kijken ze daarom zo ongeïnteresseerd?
De dominee is vandaag wel thuis. Ik wil graag even zien hoe het met zijn vrouw gaat. Ze draagt nu, net als ik, haar doordeweekse kleding en kijkt niet veel vrolijker dan op zondag. “Het gaat wel beter. Ik kom er wel overheen”, zegt ze stoer. Ik heb nog een baobab-kefir mix bij me. Wil je dat hebben?” Ja graag, de vorige mix leek geholpen te hebben. Ik hoop dat het niet alleen beleefdheid is.
We praten nog wat verder over de mogelijkheid om zich bij een VSL aan te sluiten. Ze zat voorheen in een groep maar die wilde niet dat ze 200,000 leende (gemiddeld is 50,000) voor het importeren van kunststofprodukten uit Tanzania. Ze had die lening zo groot gemaakt omdat ze het schoolgeld ad 45,000 voor het meisje, dochtertje van het overleden hoofd der school, wilde betalen. Jammer dat het kind niet in Enyezini naar school gaat en zij en haar man hebben besloten om haar te laten waar ze zit want ze was vorig termijn al overgeplaatst geweest. Nogmaals overplaatsen zou haar teveel worden. Ja best, bedenk dan andere oplossingen voor het kind.
Als de domineesvrouw zich aan zou sluiten bij de te vormen onderwijzers-VSL, zou ze allicht opnieuw een krediet kunnen krijgen.
Het makkelijkste is natuurlijk dat we een uitzondering voor haar maken en gewoon het kostschoolgeld voor het meisje betalen ook al is ze buiten Enyezini op school. Maar als we een keer met een uitzondering beginnen, dan moeten we ook Kaunda’s kleindochter steunen en weet ik hoeveel meer uitzonderingen er dan nog binnen komen. Our word is our bond, we doen wat we zeggen zodat men ons kan vertrouwen en er duidelijkheid voor iedereen is.
Op naar de CDSS. “Hier wordt onze mais gemalen”, zegt Satiel als we door het ‘centrum’ rijden. “Kunnen we al zakken meenemen?”, vraag ik. 8 grote zakken, van wel 50 kg schat ik, gaan in de Nissan. “Ik breng deze weg en kom dan terug voor de rest.”
Hobbel hobbel naar de school. Meiden en jongens laden uit. De meisjes zijn zeker net zo sterk als de jongens. Ze zijn gewend zware lasten te dragen en jongens zijn gewend dat meisjes dat doen.
Terug met een wit bestoven auto. De molen maakt een vreselijk hels kabaal. De molen maalt al uren om de 21 zakken mais te vermalen. En de dames staan dus al uren in die herrie. Dat levert ze geheid gehoorschade op. Dan is de diesel op en de rust keert terug. Vlot wordt geregeld dat het restant zakken naar een andere molen gaan. De mannen gaan lopen naar de school en ik rijd er naar toe met 4 zakken en de dikke geitengroepvoorzitster die het klaarspeelt zich bovenop de zakken te hijsen.
Een ware rijkdom aan etenswaar wordt in 24 pakketten verdeelt. Stoelen voor de ouders en aan de andere kant van het ‘ceremonietoneel’ voor de leraren en ons, worden klaargezet. De leerlingen kunnen straks op de grond zitten. Met het schoolhoofd wordt de leerlingenlijst nogmaals gecheckt en het toneelstuk gaat beginnen. Om de beurt spreken de ‘belangrijke lieden’. De leerlingen worden aangemoedigd hard te werken en zich netjes te gedragen, de (pleeg)ouders krijgen te horen dat ze hun dochter (zoon) tijd moeten gunnen om hun huiswerk te doen. Tja, wat moet ik dan nog zeggen (want zeggen móét ik wat). Ik gooi het op het voordeel om een zelfstandige vrouw te kunnen zijn dankzij een goede opleiding. “Ik ben jullie levend voorbeeld. Ik ben niet getrouwd, heb geen kinderen. Ben ik daarom ongelukkig? NEE!! Ik beslis zelf wat ik met mijn leven doe. Ik sta op mijn eigen twee benen, ben afhankelijk van niemand. Ik reis de wereld rond en heb een rijkdom aan ervaring opgedaan en van andere culturen geleerd. Ik heb maar 1 baas, en dat is onze levende God.” Het gaat er in als koek. “Vrouwen zijn waardevol, net zo belangrijk als mannen, niet meer en niet minder en ze verdienen evenveel respect van hun echtgenoten als vrouwen aan hun mannen geven.” Luid applaus. Ik hoop dat ik ze voldoende aangemoedigd heb.
Agnes is superblij met haar twee gieters en 1000 kweekzakjes. Als ze de heggeschaar ziet, is ze helemaal door het dolle heen en haar tandeloze vader ook. Ze kan vast beginnen met het vullen van de zakjes. Wij brengen zaterdag moringa zaadjes. Ontzettend leuk haar enthousiasme te zien. Kaunda praat met de oudere dikke dame die op de grond zit met een geamputeerd been. Ze is zijn zus. Ze herinnert me aan de lichtgewicht rolstoel die ik beloofd heb voor haar te gaan zoeken. Ze heeft haar been verloren door diabetes en is nu ook blind aan het worden, ook door de suiker. Ze spuit regelmatig. Ik zeg dat diabetes II door goede voeding gestopt kan worden en zelfs genezen.
“O ja?”
“Ja, maar of het mogelijk is om er helemaal van af te komen weet ik niet omdat het in Malawi moeilijk is om alle voedingstoffen te vinden”, en zeker in een arm dorp als dit.
“Wat moet ik dan eten?”
“Geen suiker, geen sima, geen rijst, geen brood, wel veel bonen en groenten en fruit.”
“Geen sima??”, ze kijkt sip.
“Nee, geen sima, dat bevat alleen maar lege koolhydraten. Maar ik zal een goed dieet, zoveel mogelijk aangepast aan uw situatie, opsturen als ik weer in Nederland ben. En kijk dan maar wat wel en wat niet kan voor u. Het zal in ieder geval wat helpen, maar doe het wel in samenspraak met het ziekenhuis. Uw gezichtsvermogen zal misschien niet verder verslechteren maar terugkrijgen doet u het ook niet.” Ik weet dat deze woorden hard in haar oren klinken maar aan smoesjes heeft ze ook niets.
Thuisgekomen zoek ik meteen het gewonde puppie op. Ik vraag Milla waar het is. “O, ik hoorde het vandaag piepen. Hij moet hier ergens zijn.” Jasses, wat een ‘zorgzaamheid’, een gewond babydiertje de hele dag geen water en geen eten gegeven. Ik ga af op het gepiep. Hij drinkt een heel bakje water leeg. Ik sjouw hem rond, dan piept hij minder. In zijn pijn schijnt hij vooral behoefte te hebben aan gezelschap van mij of de andere pups maar de andere pups zijn veel te wild voor hem op het moment. Hij krijgt het vlees uit mijn maaltijd. Zo goed heeft hij het nog nooit gehad.
We gaan samen slapen.