22 april kerk en een dorpswandeling

Als ik om 8 uur bij de baptistenkerk ben, staat mijn auto daar de eerste 10 minuten als enige geparkeerd. Ook de Europeanen worden met de Afrikaanse tijdkwast bestreken. We bestuderen met een klein groepje, half zwart, half wit, Galaten 6; of de lichamelijke besnijdenis (de meesten zijn man) nu wel of niet moet. De Malawiaanse regering promoot het wegnemen van de voorhuid en de mannen zijn in verwarring of het wel of niet bijbels is.

Naar mijn mening gaat het over roemen in eigen kracht tegenover leven in afhankelijkheid van Yeshua HaMashiach, maar ik ben dan ook vrouw.

Vrouwelijke “besnijdenis” (zeg maar: verminking) komt gelukkig in het christelijke Malawi praktisch niet voor.

Ik had met Satiel afgesproken om naar de kerk in Enyezini te gaan. Welke van de twee dan? We pakken die met het grootste kerkgebouw met de gedachte om te zien of daar wel voldoende ruimte is voor een grote bijeenkomst, de CCAP, de presbiteriaanse. We zijn zeer geëerde gasten.

Het gaat er levendiger aan toe dan bij de stijve Engelse baptisten.

Verschillende koren (kinderen en vrouwen) komen om de beurt op om een vlot lied te zingen met de bijbehorende ingestudeerde gebaren. Er is altijd een voorzanger die met krachtige stem de hoofdzin aangeeft en het koor volgt melodieus. Ik vind het amusant.

Als de hele gemeente, zo’n dikke 100 mensen, het merendeel vrouw, uit het gezangenboekje zingt, hoor ik meteen de saaie europese invloed met halve en hele noten. Ik ga dus puur op mijn oren af want ik begrijp geen woord van de inhoud.

De spreekster brengt het woord met vuur en vlam, gepassioneerd weet ze de mensen te boeien. Ik hoor haar vaak Jesu Christu zeggen. Ze doet het vast uitstekend.

Ik mag bidden voor de offergaven. Een hele eer waar ik niet echt op zit te wachten.

Na de dienst zijn we uitgenodigd bij de hulpdominee in de pastorie. Dominee zelf is naar een conferentie. Plichtplegingen, hulpvragen, bedelen. Ik heb er een hekel aan en houd me op de vlakte. We krijgen wel sima-lunch. De domineesvrouw kijkt niet happy, ze heeft lichamelijke ongemakken. Ze vertelt dat ze al voor de derde keer antibiotica krijgt voorgeschreven ook al helpen die niet. Haar diagnose is “gas in de maag” dat met Gaviscon bestreden wordt. Dat lijkt iets te helpen. Ik heb haar mijn fles kefir/baobabsap aangeboden in een poging haar darmflora weer wat te herstellen en een vitaminestoot te geven. Ze wil het graag proberen.

Een bescheiden jonge man wil graag vier jaar theologie studeren en daarna bijbelonderwijs geven. Zijn studiekosten zijn pittig (k240,000 per jaar) maar toch maar doen, denk ik. Er is behoefte aan een geestelijk leider.

De dominee en zijn vrouw vangen een weesmeisje op. Of wij haar schoolfees kunnen betalen, ze gaat naar de derde klas van het voortgezet onderwijs. “Als ze wees is, betalen wij haar schoolgeld”, zeg ik iets te vlot. Ze blijkt niet in Enyezini naar school te gaan. Oeps! Als we Edward Kaunda niet helpen met zijn kleindochter op een school buiten Enyezini, kunnen we moeilijk dit meisje wel helpen. Als ze in Enyezini naar school kan gaan, dan kunnen we haar wél helpen. De domineesvrouw gaat met haar praten.

Dan de term ‘wees’ blijkt hier te worden gebruikt als een van beide ouders overleden is. In dit geval is de vader van het meisje overleden en leeft de moeder waarschijnlijk nog wel maar is buiten beeld. Ze werd opgevoed en geslagen door een slechte stiefmoeder, vandaar dat de dominee haar onder zijn hoede heeft genomen. Laten we haar onze term ‘wees’ dan maar opplakken.

We rijden terug naar het centrum van het dorp om de auto schoon te laten maken. Dat kunnen we ook in Mzuzu door ‘profs’ laten doen, maar ik meen dat het beter is de lokale economie te bestuderen. We kunnen zowaar naast de waterput komen. Er is zelfs voldoende water om het te verspillen aan autowassen. Drie jongens gaan ijverig aan de slag.

Wij lopen richting ‘centrum’, langs de moeder van James, de groene-vingers-dame. Ze heeft haar tuintje best in orde en ik zie dat het met veel aandacht is gedaan. Ze houdt van bloemen en planten. Ik vraag haar of ze een boomkwekerij wil beginnen. O ja, graag. Haar tandeloze vader die wel wat Engels spreekt, hoort het en komt met een brede glimlach aanlopen. “Dat zou heel erg welkom zijn”, lispelt hij. Ik denk dat we het getroffen hebben met Agnes, de groene-vingers-dame. Ze kan haar kwekerijtje beginnen vlakbij de waterput en het houdt feitelijk weinig in. Ze krijgt twee gieters, een stapeltje kweekzakjes, wat zaden en ze kan beginnen.

We leggen haar uit waarom we haar dit voorstellen. Als men stenen wil stoken, moet men haar het geld geven voor de nieuw opgekweekte boompjes ter vervanging van de bomen die men heeft verbrandt voor de stenenstokerij dat men tijdens de droge periode doet. Zij verzorgt de opgekweekte boompjes tot het begin van het regenseizoen wanneer het aanplanttijd is. Dan presenteert ze de kleine boompjes aan Mbondolo Nkhambule, het regio opperhoofd. Hij plant ze dan in het beschermd stuk natuurgebied dat hijzelf heeft aangewezen. Gaat dit werken? Ik denk het wel. Nkhambule en iedereen weet wanneer er gestookt wordt. Deze nieuwe ‘wet’ zal hij zeker willen doorvoeren. Hij wordt er rijker van en het helpt een beetje om de ontbossing tegen te gaan.

En volgens Satiel zal haar kwekerijtje goed gaan lopen, er is vraag naar planten en bomen. Van ons krijgt ze de moringazaden die we van Mark Beckett hebben gekregen en een deel van de zoete maiszaden die ik uit Nederland heb meegenomen. Zakje sperziebonen- en slazaad er bij, nog even overleggen hoe ze aan de inheemse boomzaden moet komen en ze kan aan de slag. Wat zou het leuk zijn als Agnes een succes van haar kwekerijtje weet te maken. Zij heeft er in ieder geval veel zin in. Ze wil ook nog graag een heggeschaar, doen we er ook maar bij. Een keurig geschoren heg zal haar visitekaartje zijn.

Het onooglijk kleine en donkere kruidenierswinkel-van-Sinkel wordt bemand door de eigenaar. Ik mag binnen komen en ik speur zijn waren af, op zoek naar ‘ecologisch onverantwoorde’ producten. Het enige wat ik vind is de waspoeder. In een omgeving waar geen enkele recycling plaatsvindt, moeten we proberen de vervuiling niet aan te wakkeren met verkeerde spullen. Ik vertel hem waarom ik volgende keer groene zeep mee zal nemen als we het in Malawi of zuidoost Afrika kunnen kopen. Ik hoop dat we het kostenplaatje rond kunnen krijgen om duurzaamheid te kunnen garanderen. De villagebased training over groene zeep toepassingen is niet zo moeilijk.

De kleermaker heeft mijn jurk klaar. Ook al vind ik de kleur te fel, het zit lekker en is van katoen. Hij gaat er nog een paar steekzakken in maken, heb ik geen tas meer nodig. Heerlijk handig.

‘smiddags zit hij in de felle zon te werken. Da’s niks natuurlijk. Hij vraagt of we een huisje voor hem kunnen bouwen zodat hij de hele dag in de schaduw kan werken en zijn spullen op kan bergen. Hij heeft al stenen.

Aan de overkant staat een gebouw met 5 kamers half af. Dat is van de kruidenier. Wij terug naar de kruidenier.
“Ik wilde uitbreiden maar het geld is op”, is zijn typisch Afrikaanse antwoord.

“Stel dat je het nu eens zo doet. Je maakt 1 kamertje klaar en verhuurt dat, bijvoorbeeld aan de kleermaker voor een zacht prijsje. Hij betaalt wat huur, waarmee jij je tweede kamertje kan afmaken. En zo ga je door totdat je je hele gebouw af hebt.”

“Goh ja, dat is een idee. Dat ga ik doen. Dank je wel.” Ik vraag me af of hij dat echt zelf niet had kunnen bedenken of dat hij het uit beleefdheid tegen die mzungu zegt.

Er zijn twee kleermakers in het dorp die samen amper genoeg werk hebben om net in hun levensonderhoud te voorzien. Er moeten er dus niet meer bij komen.

Ik vraag mijn kleermaker of hij samenwerkt met de kitenzjes (omslagdoeken)verkoopster. O nee, een man kan niet met een vrouw samenwerken (!!!)

“Dat hoeft ook niet. Je kan gewoon haar klant zijn. Zeg haar dat je jouw werkplaats aan haar ter beschikking stelt om haar kitenzjes stoffen te verkopen, gewoon kleine stukjes stof, waaruit mensen kunnen kiezen. Dan bestelt men bij jou een kledingstuk en jij bestelt de stof en de grootte bij die kitenzjes verkoopster.” Aha, daar wil hij wel over nadenken.

“En de andere kleermaker kan de stalen van kitenzjes met andere motieven showen van een andere verkoopster. Dan fietsen jullie niet in elkaars wielen”, dram ik door. “Er zijn zoveel verschillende patronen, dat er meer dan voldoende is voor allebei”.

De boys hebben als paarden gewerkt aan het autopoetskarwei. De Nissan glimt weer. Om het nog even extra goed af te werken, gaan ze nog een keer met de (vuile) doek over de ramen. Die zijn nu dus weer even vettig en vies als voordat ze begonnen. Ze gaan dik tevreden met een goed pak centen naar huis.

Bright en ik pompen nog een paar emmers water voor wat meisjes. Ongelooflijk hoe sterk die kinderen zijn. Met ogenschijnlijk redelijk gemak tillen ze die enorme emmers van minstens 20 liter op hun hoofd en huppelen er mee weg. Een meisje heeft een grote trommel van 90 liter waar ze een beugel aan zet en er mee wegrolt. Ja, dat systeem ken ik, veel makkelijker dan op je hoofd en veel meer in een keer vervoeren. Volgens Satiel is het een hyporoller. Ik ga het thuis weer opzoeken, ideaal voor mensen die ver van een waterput af wonen.

Het is vijf uur. Hoog tijd om naar huis te gaan. We komen toch weer in het donker in Mzuzu aan. Daar is de markt even druk als door de week. Ik ga een alarm zetten voor half vijf iedere dag, zijn we net voor donker thuis.

Nee!!! alweer geen stroom, mijn laptopaccu is leeg. Ik kan niet veel na Milla’s lekkere maaltijd. Na wat spelen met de kinderen ga ik maar slapen. Het is 8 uur.