19 april, we krijgen een standje

We willen te weten komen welke opleidingen er in de richting van dierenarts zijn. Er zijn koeien, geiten, kippen, honden en katten in het dorp en de wijde omtrek wiens gezondheid nu ‘gecontroleerd’ wordt door de lokale “vetenary”, een boer die er ‘verstand’ van heeft. Omdat de man niet gekwalificeerd is, kan hij geen medicijnen kopen en alleen met huismiddeltjes zieke dieren behandelen.

Ik zeg niet dat hij een slechte ‘vet’ is, maar als de veestapel zich uitbreidt zou er idealiter een echte ‘vet’ bereikbaar moeten zijn. En omdat er teveel briljante secondary school verlaters zijn die nu echt helemaal niks doen bedenken wij dat er allicht een is die een hart voor dieren heeft en een dierenartsenopleiding wil gaan doen.

Daarom gaan we langs bij de vetenary department of the ministry of agriculture.

Dichtsbijzijnde opleiding waar het dorp wat aan heeft is aan het Natural Resources College in Lilongwe, 600 km naar het zuiden. Na drie jaar weet zo’n student voldoende om 95% van de veestapel gezond te houden. De toelating is net zo streng als die voor verpleegster.

Dan worden we in het kantoor van het hoofd van de District Agricultural Development Officer geroepen, een gedistingeerde dame met een enorme bobbel op haar onderlip, die geen tegenspraak duldt. We krijgen op onze kop dat we niet de juiste weg bewandelt hebben. We hadden eerst onze plannen voor moeten leggen aan de District Commissioner. Die had dan de verschillende afdelingen bijeengeroepen en een vergadering met ons belegd om te zien in hoeverre de overheid ons kan ‘bijstaan” (lees: een graantje meepikken).

We kiezen er maar voor om Madam niet in het harnas te jagen en bieden onze excuses aan voor onze onwetendheid en we zijn graag bereid om onze fout te herstellen door alsnog een plan voor te leggen aan de District Commissioner. We kunnen vertrekken.

We hadden het er gisteren over of het mogelijk zou zijn likuni phala op (kleuter)scholen te verstrekken. De kinderen lopen dan niet de hele dag!! tot ‘savonds met een lege maag rond. De ouders sturen dan, zeker weten, hun kids naar school, al is het alleen al om de maaltijd.
Blijkt dat het regiokantoor van Mary’s Meals, de ‘uitvinder’ van likuni phala in dezelfde straat zit als het Agricultural Development kantoor. We vallen er binnen.

“Ah nee, de regio manager komt vanmiddag pas terug, met een gast, een belangrijke donor uit Duitsland.” Veel meer kan de aardige maar onwetende medewerkster die er al jaaaren werkt, niet vertellen. Ze heeft geen idee hoe hun systeem werkt. Ik vraag me af wat voor werk ze dan wel doet.

“Kunnen we zijn telefoonnummer krijgen om een afspraak te maken?” Ja, dat kan wel.

Als we afdruipen komt ineens een gedrongen, dik mannetje met een vriendelijk gezicht ons tegemoet gehobbeld. De regiomanager. Hij kan toch even met ons praten.

We krijgen de info die we nodig hebben.

Het lijkt er op dat, indien de ouders 40 kwacha (4,3 eurocent) per dag kunnen uitgeven voor de maaltijd, we het waarschijnlijk, na de initiële investering van speciaal ontworpen en goed uitgedacht kookgerei, duurzaam kunnen aanbieden aan 900 kinderen op de kleuterschool (to be) en de basisschool. Die 900 kwacha per maand per kind (en veeeel ouders hebben meerdere kinderen van schoolgaande leeftijd) hoeft geen struikelblok te zijn als we de ouders met een krediet kunnen ondersteunen.

“U bent christen, dan weet u dat er bij God niets onmogelijk is”, zegt de regiomanager grijnzend.

“Amen, u heeft gelijk. We vertrouwen erop dat Hij het mogelijk maakt”.

De rest van de middag administratie op het SMART Centre. En jáááá, ineens pikt mijn pc de internetverbinding weer op. Ikke blij.

We gaan vroeg weg (voor ons doen) om nog een laatste aankoop zoals flipover en markers voor het onderwijs voor morgen, stapeltje kredietaanvragen afdrukken (weten ze hier ook wel raad mee, 12 eurocent per velletje, nog duurder dan in Nederland), een grote bus schoolbordenverf en kwasten dat ik als afscheidskado wil geven, een kruiwagen en een doorzichtige slang en waterverf, voor de erosiebestrijding. Dat laatste blijkt toch erg lastig. De goeie verf is er niet, behalve in 5 liter verpakking (we zitten vast in de verkeerde winkel). Dan vindt Satiel een waterpas dat ook dienst kan doen. Touw hebben we al, dus dan gaan we toch maar daar voor. Als je in Afrika niet flexibel bent, is je neus in de kortste keren net zo plat als de hunne.

Ik kan Milla en de kids op tijd meenemen naar Grace’s huis, een kast van een woning, die ze met haar man Duncan en 3 kleine kinderen deelt. Ze zijn managers op de 3 jaar geleden opgezette macademianoten boerderij, ook een kast van een onderneming met een eigenaar in Zuid Afrika. We moeten 2 gastenboeken tekenen en 2 poorten door voordat we er zijn. Het is een leuk gezin. Leo krijgt de speelgoedtractor in de gaten. Hij is niet meer te houden. We spelen met de vijf kinderen totdat iedereen moe is. De kids worden voor een tekenfilm gezet en wij kunnen aan tafel. Grace doet ook iets met een kleuterschool en als ze van Gerries project hoort, wordt ze al even enthousiast als ik er over. Het is 9 uur voor we er erg in hebben, tijd om te vertrekken. Morgen is het met de kippen weer op.